Lou Jansen en Rudi Schiltz, beiden geboren in de jaren 1930, begonnen hun architectuurstudies in 1955 aan het Sint-Lucasinstituut in Schaarbeek. Hun opleiding werd gekenmerkt door een pragmatische aanpak en een mix van traditionele en modernistische invloeden. Terwijl vroege oefeningen zoals maquettes van conventionele villa’s eerder conventioneel waren, kregen ze in latere jaren meer uitdagende opdrachten, zoals herinterpretaties van modernistische werken, waaronder het landhuis van Marcel Breuer in Litchfield. De opleiding bood echter weinig ruimte voor actuele ontwikkelingen in de architectuur, waardoor Jansen en Schiltz inspiratie zochten buiten het curriculum. Ze werden beïnvloed door gastlezingen van onder anderen Willy Van der Meeren, een sociaal bewogen architect die experimenteerde met industrialisatie en teamwork, en de kunstcriticus K. N. Elno, die pleitte voor eigentijdse en authentieke oplossingen in architectuur en design. Deze externe invloeden en hun eigen nieuwsgierigheid vormden een cruciale basis voor hun latere werk.
Tijdens hun studies begonnen Jansen en Schiltz hun blik te verbreden door reizen en praktijkervaring. Jansen maakte bijvoorbeeld in 1959 een indrukwekkende reis naar Belgisch Congo, waar hij de mogelijkheden van modernistische architectuur in een koloniale context verkende. Samen met Paul Neefs, een goede vriend en architect, ondernamen ze reizen naar architecturale hoogtepunten in Europa en de Verenigde Staten. In 1964 bezochten ze belangrijke werken van modernistische meesters zoals Mies van der Rohe in Chicago en Le Corbusier. Deze ervaringen verdiepten hun kennis en beïnvloedden hun eigen ontwerpen aanzienlijk.
Na het afronden van hun studies in 1960 richtten Jansen en Schiltz een gezamenlijk architectenbureau op in Turnhout. Hun samenwerking was intens en harmonisch: Jansen bracht de rationele hoofdlijnen aan, terwijl Schiltz zich richtte op verfijning en speelsheid. Samen ontwikkelden ze een herkenbare stijl, gebaseerd op strakke lijnen, heldere geometrie en een sterke integratie van functionaliteit en esthetiek. Ze werkten aan meer dan 120 projecten tussen 1962 en 1969, variërend van particuliere villa’s tot grotere publieke gebouwen. Hun clientèle bestond voornamelijk uit bemiddelde burgers die hen de vrijheid gaven om innovatieve en op maat gemaakte ontwerpen te realiseren.
Een van hun meest prominente werken is de woning Van Roy in Turnhout, gepubliceerd in La Maison in 1968. Het ontwerp is gebaseerd op een modulair raster van vierkanten en omvat wintertuinen en patio’s die zorgen voor licht, lucht en privacy. Jansen en Schiltz waren meesters in het integreren van binnen- en buitenruimten en het gebruik van eenvoudige materialen zoals witgeschilderde baksteen en glas. Ze ontwierpen niet alleen gebouwen, maar ook interieurelementen zoals kastenwanden, die niet alleen functioneel waren, maar ook de ruimte definieerden en flexibiliteit toevoegden aan de woningen. Dit niveau van detail en maatwerk maakte hun ontwerpen tijdloos en bijzonder gebruiksvriendelijk.
Een belangrijk voorbeeld van hun werk op kleinere schaal is de woning Mannaerts in Schoten (1967), die slechts een derde van de oppervlakte van de woning Van Roy heeft, maar toch even doordacht is. Een glazen hal verbindt twee blokken: een eenlaagse ruimte met garage en bergingen en een tweelaagse structuur met een leefruimte beneden en slaapkamers boven. Binnen in de leefruimte verdeelt een slim geplaatste trap, afgebakend door kasten, de ruimte in vier zones. Dit project illustreert hun vermogen om efficiënt om te gaan met ruimte zonder in te boeten op esthetiek of functionaliteit.
Een ander markant project is de woning Mil Jansen in Merksplas (1966), waar glaspartijen een centrale rol spelen. De dragende structuur van de tuingevel bestaat uit H-profielen in staal, die in de betonnen dakplaat zijn verwerkt. Hierdoor konden de glaswanden tot tegen de dakrand worden doorgetrokken, wat voor een uitzonderlijke lichtinval zorgt. De precisie en elegantie van dit ontwerp laten zien hoe Jansen en Schiltz streefden naar maximale transparantie en een nauwe verbinding tussen binnen- en buitenruimten.
De woning Helsen in Rijkevorsel combineert een strak functioneel ontwerp met uitgebreide kastenwanden die niet alleen praktisch zijn, maar ook een esthetische bijdrage leveren aan de ruimte. De grote glaspartijen van de gevels worden hier naadloos geïntegreerd in de structuur, waarbij slanke kolommen strategisch zijn geplaatst. Dit ontwerp illustreert hun vermogen om een evenwicht te vinden tussen openheid en privacy, wat essentieel was in een praktijkwoning.
In de woning Proost in Schilde (1965) speelden de architecten met beton als dragende structuur. De kolommen, prominent aanwezig in de ruimte, creëren een krachtig ritme dat zowel functioneel als esthetisch is. Dit huis laat zien hoe Jansen en Schiltz experimenteerden met robuuste materialen en tegelijkertijd de openheid en lichtheid van hun ontwerpen bewaarden. Het project illustreert ook hun vermogen om grootschalige volumes harmonieus in een natuurlijke omgeving te integreren.
Een bijzonder project is de woning Daelman in Beerse, die wordt gekenmerkt door een uitgesproken modulair ontwerp en een zorgvuldige interactie tussen binnen- en buitenruimten. Dit ontwerp speelt met asymmetrische lijnen en zorgvuldig geplaatste glaspartijen die de connectie met de tuin en het omliggende landschap versterken. De woning toont de vooruitstrevendheid van Jansen en Schiltz in het vertalen van functionaliteit naar esthetische architectuur.
Hun werk werd gekenmerkt door een minimalistische benadering die voortkwam uit het credo “Less is more” van Mies van der Rohe en de afwijzing van ornamentatie van Adolf Loos. Ze streefden naar een architectuur waarin alle elementen bijdragen aan een helder en harmonieus geheel. Dit kwam tot uiting in strakke lijnen, naadloze overgangen tussen ruimtes en een zorgvuldig geplande symmetrie.
De samenwerking kwam abrupt tot een einde in 1969 door het tragische overlijden van Rudi Schiltz bij een verkeersongeluk. Voor Lou Jansen betekende dit een groot verlies, zowel professioneel als persoonlijk. Hoewel hij zijn praktijk voortzette, bleef de unieke dynamiek van hun partnerschap onvervangbaar. Hun gezamenlijke nalatenschap is echter blijvend: een architectuur die de balans weet te vinden tussen eenvoud en complexiteit, tussen functionaliteit en poëzie, en die een diepe invloed heeft gehad op het modernisme in Vlaanderen.