Paul Neefs toonde al op jonge leeftijd zijn uitzonderlijke aanleg voor architectuur. Geboren in Turnhout als zoon van een arts en kleinzoon van een aannemer, droomde hij er al als kind van architect te worden. Zijn vroege fascinatie voor moderne architectuur begon toen hij als tiener boeken ontdekte over het Nieuwe Bouwen en het werk van Frank Lloyd Wright. Vooral Wrights Prairie- en Usonian-huizen spraken hem aan, met hun horizontale lijnen en vloeiende ruimten. Het jezuïetencollege in Turnhout, ontworpen door pater-architect Lode Taeymans, speelde een cruciale rol in Neefs’ vorming. Dit robuuste modernistische gebouw met zijn heldere ruimtes en fijne detaillering inspireerde hem om architectuur als een helder, functioneel en esthetisch medium te zien.
Neefs studeerde vanaf 1951 aan het Sint-Lucasinstituut in Gent, waar de katholieke traditie botste met de opkomende modernistische stromingen. De opleiding was sterk gericht op traditionele waarden, onder leiding van ir. Broeder Urbain, die kritisch stond tegenover modernisme, maar toch oog had voor de kwaliteiten van vernieuwers zoals Le Corbusier. Ondanks het conservatieve klimaat ontwikkelde Neefs een diepe waardering voor architecturale geschiedenis en een scherpe observatie van structuren en proporties. Hij leerde oude Gentse gebouwen analyseren en schetsen, een vaardigheid die zijn hele carrière van invloed bleef.
Hoewel hij weinig leerde over eigentijds ontwerpen, vulde hij dit hiaat zelf aan door uitgebreid te lezen en te reizen. Neefs absorbeerde kennis uit werken zoals Space, Time and Architecture van Sigfried Giedion en begon de groten van het modernisme, zoals Van der Rohe en Aalto, te bestuderen en hun werk in het echt te bezoeken.
Na zijn afstuderen in 1958 begon Neefs aan een carrière waarin hij een persoonlijke en contextuele benadering van modernisme ontwikkelde. Hij ontwierp woningen en gebouwen die op unieke wijze reageerden op de behoeften van bewoners, de eigenschappen van het terrein en de omringende natuur. Zijn werk was ecologisch in de zin dat hij gebouwen ontwierp die zich ‘nestelden’ in hun context, waarbij licht, uitzicht en leefbaarheid centraal stonden.
Zijn vroege werken, zoals de woning Druyts in Turnhout (1961), combineerden de helderheid en functionaliteit van Wright met de geometrische zuiverheid van Mies van der Rohe. Neefs onderscheidde zich echter door een sterke nadruk op eenvoud en flexibiliteit, waarbij hij ingewikkelde detaillering vermeed. Voor hem lag de kracht van architectuur in de basisconcepten en de juiste organisatie van plattegronden. Zijn ontwerpen waren verfijnd, maar nooit pretentieus. Ze gingen op in hun omgeving en respecteerden de menselijke schaal.
Neefs experimenteerde met archetypische vormen, zoals te zien in zijn eigen woning (1963), een twaalfzijdig prisma geïnspireerd door Stonehenge. Dit project benadrukte zijn fascinatie voor ruimtelijke interacties en de relatie tussen binnen- en buitenruimten. Evenzo ontwierp hij de woning Kerstens (1964) met een achthoekige plattegrond, een concept dat voortkwam uit zijn reizen en observaties van Romeinse ruïnes. Deze projecten weerspiegelden zijn vermogen om architectuur te creëren die zowel tijdloos als verankerd in zijn context was.
Gedurende de jaren 1960 en 1970 realiseerde Neefs een breed scala aan woningen, elk met een uniek concept dat voortkwam uit de specifieke wensen van de opdrachtgevers. Zijn huizen waren een subtiele mix van eenvoud, dynamiek en ruimtelijke innovatie. Ze waren bescheiden in hun presentatie, maar doordacht en vernieuwend in hun ontwerp. Ondanks de diversiteit in vorm en aanpak bleef zijn werk herkenbaar door een consequente aandacht voor licht, ruimte en functionaliteit.
In de jaren 1980, tijdens een economische crisis, stopte Neefs zijn architectuurpraktijk en wijdde hij zich aan beeldend werk. Zijn zeefdrukken, reliëfs en sculpturen weerspiegelden zijn voortdurende onderzoek naar vorm en ruimte. Deze werken, gebaseerd op elementaire geometrie, vormden een verlengstuk van zijn architecturale visie, vrij van functionele beperkingen.
Paul Neefs blijft een uniek figuur in de Belgische architectuur. Zijn werk, dat een brug slaat tussen het modernisme van grootmeesters als Le Corbusier en Mies van der Rohe, en een meer contextuele, menselijke benadering, heeft een blijvende invloed op de architectuur in Vlaanderen. Hij was een pionier die het potentieel van architectuur als kunst en leefruimte volledig wist te benutten. Zijn nalatenschap is een inspiratiebron voor architecten die streven naar een subtiele, maar krachtige balans tussen esthetiek, functionaliteit en context.