Woning Jansen – Merksplas

2330 Merksplas
1966

Op een groot achterliggend perceel ten zuiden van de weg Turnhout–Merksplas stonden een toren, een volière en een vierkant gebouw met een koepel, alle in een neo-Moorse stijl. De bouwvallige gebouwen werden afgebroken, de toren werd gerestaureerd. Het ontwerpproces van een villa voor zijn broer Mil had bij Lou Jansen nogal wat voeten in de aarde. Op een vroege schets zijn vier even grote units perfect draaisymmetrisch geplaatst: garages en bergingen in het oosten, leefruimtes in het zuiden, slaapkamers voor de ouders en de logés in het westen en kinderkamers in het noorden. Een ander voorontwerp met een blok op kolommen beviel Mil niet. Uiteindelijk kwam het concept tot stand in een aha-erlebnis, waarbij Lou vier units los van elkaar plaatste en ze met drie glazen passerelles met elkaar verbond: de garage met bergingen, de leefruimtes, de speelkamer en het slaapgedeelte met een ruime patio.

Bij de aankomst op het terrein zien we slechts de blinde baksteenmuren van de drie bouwblokken. De massieve schoorsteen is apart van het dienstblok geplaatst, als een nieuwe toren. Voor de keuze van de bakstenen konden Mil en Lou terecht bij hun vader, die de baksteenfabriek van zijn schoonvader had overgenomen. Lou hechtte veel belang aan de juiste kleur en de rijke nuancering van het baksel. Bij het naderen van de voordeur ziet de bezoeker links en rechts dwars door het gebouw. Het is de zone van de drie glazen passerelles. Door de keien doet ze denken aan een rivierbedding. Deze indruk wordt bij regen nog vergroot door het water van de spuwers van de daken van de vier units. Alvorens binnen te gaan, heb je nog altijd het idee dat de units uitsluitend afgebakend worden door die eindeloze baksteenmuren, op twee uitsparingen na, één voor een raam in de wasplaats en één in het bureau. Van buiten uit is ook niets van de patio merkbaar, omdat de patiomuren even hoog zijn als de muren van het slaapgedeelte. Binnen blijken echter een wand van het slaapkamerdeel, een van de speelkamer en zelfs drie van het leefgedeelte volledig uit glas te bestaan. Deze laatste twee units worden slechts met elkaar verbonden via een omgang met twee passerelles en de gang in het slaapkamerblok. Toch vormen ze door de grote glazen wanden en het tussenliggende terras één ruimtelijk geheel. Zoals in de woning Helsen ontstaat hier een besloten terras, een ‘buitenkamer’, die gedomineerd wordt door een meerstammige boom, die voor schaduw zorgt op de zuidelijke wand van de speelkamer.

Met het devies van Mies van der Rohe Less is more in zijn achterhoofd scheidde Lou Jansen de functies in het blok van het leefgedeelte door slechts enkele elementen. Het midden van de voordeur is de symmetrieas voor de lange balk van dubbele kastenwanden, voor de deuren in gezandstraald glas naar de keuken en de vestiaire en voor de drie glazen wanden van de binnentuin. De functies (hal, vestiaire, haardhoek, bibliotheek, eethoek en keuken) staan niet los van elkaar, de indruk van een immense doorlopende ruimte is overheersend. De zithoek ligt het meest noordelijk, over de gehele breedte van dit blok. De oplossing als zitput, die de architecten in die periode de mogelijkheid bood om het volume van de fauteuils aan het oog te ontdekken, bleek later een voorbijgaand modeverschijnsel te zijn. In het dak van het leefgedeelte zijn op drie plaatsen uitsparingen voor licht gemaakt. Door een vierkant daklicht rondom de schoorsteen van de open haard lijkt die te zweven. Bij de binnentuin zijn alle wanden, ook die van het dak, in glas. Een koepel van dezelfde lengte zorgt voor natuurlijk licht in de hal.

Hoewel deze villa een andere, meer open, uitstraling heeft dan die van Van Roy, die we in de inleiding bespraken, vertonen ze beide een soortgelijke radicaliteit en rationaliteit als in de werken van Ludwig Mies van der Rohe en Craig Ellwood.

 

‘Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus, 2012’.