Paul Neefs was al een tijd architect en nog vrijgezel toen hij tussen de kernen van Oosthoven en Oud-Turnhout een lap grond kocht om er voor hemzelf een woning te bouwen. Op de bouwaanvraag van juli 1964 zien we een woning van één laag met een twaalfhoekig grondplan en een rechthoekig blok van twee lagen, dat onderaan hoogstwaarschijnlijk bedoeld was voor de garage en bovenaan voor het bureau. Om een goed uitzicht over de velden te garanderen, staat de woning op een rechthoekige verhoging van 50 cm, afgewerkt met een talud van 45°, zoals hij dat ook deed bij de woning Kerstensin Geel. De buiten- en binnenmuren zouden geheel in baksteen uitgevoerd worden. Het geheel staat niet evenwijdig met de perceelsgrenzen, maar is pal noord-zuid georiënteerd.
Toen de aannemer aan de uitgravingen begon, merkte hij op dat de vaste grond pas op een diepte van 1,30 m bereikt werd. Paul Neefs besefte dat hierdoor zijn funderingsmuren bijna de hoogte van een verdieping hadden. Omdat hij een paar dagen later op reis zou gaan, moest hij vlug beslissen. Na zijn collega en vriend Lou Jansen geraadpleegd te hebben, behield hij het plan, maar hij gooide de doorsnede om: in plaats van een verhoging zou er een uitgraving komen. De bouwlaag van de woning bleef ongeveer op zijn plaats, maar hieronder kwam een nieuwe laag met de functies die ervoor in de aparte rechthoek zaten, aangevuld met extra bergingen en wasplaats. Het rechthoekige terras rondom deze laag ligt 1,25 m onder het maaiveld en gaat met een talud van 45° over in de tuin. Omdat hij extra ruimtes in de onderste laag verkreeg, verkleinde Neefs de zijde van de buitenste twaalfhoek van 4 m naar 3,50 m. De verdiepingshoogte van de piano nobile is 2,50 m. Merk de voorkeur van Neefsop voor eenvoudige getallen. In de gevelcompositie loopt de bovenkant van de onderste ramen gelijk met de onderkant van de bovenste ramen. Om dat te kunnen bereiken kwamen er in de ingemaakte kasten aan de buitenzijde van de twaalfhoek sokkels, die echter verstopt zitten achter de schuifdeuren. Een andere consequentie is dat de convectorputten, die oorspronkelijk in de grond zouden zitten, nu in de onderste laag zichtbaar worden. Vanuit de noordzijde is het woongedeelte met een flauwe helling te bereiken, oostelijk de hal en westelijk de eethoek. Tussen beide ligt de inrit naar de garage in de onderste laag. Vier betonnen keermuren bakenen deze hellingen af.
Het vernuft van het plan van de bovenste laag zit in de combinatie van de vormelijke sterkte met de functionaliteit. Neefs vertrok van een twaalfhoek waarvan de helft van de zijden bestaat uit grote glasvlakken. Die garanderen permanente bezonning en een panoramisch overzicht over de velden. De andere helft bestaat uit ingemaakte kasten, de enige kasten in de woning. Omdat die aan de buitenzijde van de twaalfhoek geplaatst zijn, worden de binnenruimtes zuiver gehouden. De twaalfhoek vertoont vier zones. Van buiten naar binnen zijn dat: ingemaakte kasten alternerend met terrassen, de woonfuncties, de zeshoekige circulatie en een zeshoekige kern met natte cellen, trap en open haard. De basiseenheid is een spie van 30°. Ze bevat de helft van een ingemaakte kast en de helft van een groot raam. Ze komt voor in de hal, de keuken en twee kamers. Twee grotere kamers bestaan uit twee eenheden. De leefruimte is vier eenheden groot. Ze richt zich met een heel raam en twee halve ramen naar buiten, maar ook naar binnen, naar de sterk aanwezige open haard, die de zeshoek markeert. Omdat een basiseenheid alle nodige elementen bevat, is de inrichting eenvoudig en uitwisselbaar: een bureau kan gemakkelijk een slaapkamer worden. Ook de constructie is zeer eenvoudig: drie dragende muren vanuit het centrum naar buiten en de 24 zijvlakken van de ingemaakte kasten in gewapend beton. De toegang tot de woning en tot de terrassen werd niet opgelost door draai- of schuifdeuren, maar door pivoterende ramen. Paul Neefs kon genieten van de werking van het zonlicht bij verschillende standen van deze draaiende glasvlakken. Tussen zijnschaarse notities bevindt zich een toepasselijke zinsnede van Mies van der Rohe: ‘The most important thing about using glass is not the effects of light and shadow, but of the rich play of reflection.’
‘Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus, 2012’.