De heer Tilman was handelaar in vrachtwagens en beschikte over een vierkant perceel van 23 are in een boomrijke verkaveling. Hij wilde een ruime gelijkvloerse woning voor zijn gezin met twee kinderen. Het grondplan dat Neefs ontwikkelde hield nauwelijks verband met de zuiver vierkante vorm van het bouwterrein. Alleen de voorgevel, als die zo genoemd kan worden, lag parallel aan de openbare weg. De plattegrond was echter een complexe onregelmatige veelhoek; het leek een soort hoekig organisme dat zich in het terrein nestelde. Zowel binnen als buiten stond er nauwelijks een muur haaks op een andere. Ze sneden elkaar volgens hoeken van 30° of een veelvoud daarvan. Als geheel toonde het plan enige affiniteit met dat van de Villa Leuring die Henri van de Velde in 1903 in Scheveningen tot stand bracht. De woning Tilman was evenwel niet georganiseerd rond een hal maar rond een patio – een ietwat merkwaardige keuze voor een vrijstaand huis op zo’n ruim perceel.
Vermoedelijk groeide dit concept uit de vraag van de opdrachtgevers om bij het thuiskomen met de auto recht de garage in te rijden en de gekochte levensmiddelen meteen op te slaan in de koele berging bij de keuken. In feite was de garage opgevat als de ingang van de bewoners, die vervolgens via de keuken hun woonruimte binnenkwamen. De inkom voor de bezoekers lag aan het andere eind van het huis en was te bereiken via een pad dat langs de blinde voorgevel liep. De plaatsing van de garage annex berging en keuken aan de oostzijde, met daarbij aansluitend de living aan de zuidzijde, liet geen plaats meer voor goed georiënteerde slaapkamers, tenzij aan de straatzijde. Het ziet ernaar uit dat de architect daarom besloot de slaapkamers inpandig te verwerken, en ze door middel van een patio op de zuidoosterzon te richten.
De inkomhal (voor de bezoekers) leidde recht naar de living, een opeenvolging van verschillende plekken: zitput, zithoek en eethoek. De zitput stond via een binnenraam in contact met een kleine werkkamer. De zithoek en de eethoek, die door een knik in de patiowand van elkaar onderscheiden werden, zagen door een grote glaswand uit op het zuiden. Gesitueerd tussen deze glaswand en die van de patio was de haardhoek als het ware een transparante plek. Maar in verhouding tot de volledige omvang van het huis was de living niet al te ruim, en ter hoogte van de genoemde knik zelfs ietwat nauw.
Het huis wisselde in 2005 van eigenaar. Het werd aangekocht door het echtpaar De Kroon-Van Gorp, hij hoofd van een directmarketingbureau, zij verpleegkundige. Zij en hun twee kinderen waren van meet af aan erg in hun schik met het huis maar vonden de living wat smal en wilden die uitbreiden. Nadat zij vernomen hadden dat de architect sinds twintig jaar zijn praktijk had stopgezet, wendden zij zich tot Lou Jansen. Die stond echter bijzonder huiverig tegenover de gedachte een werk van zijn hooggewaardeerde vriend en collega onder handen te nemen en er mogelijk het karakter van aan te tasten. Uiteindelijk suggereerde hij mevrouw De Kroon zich toch tot Neefs te wenden, met de belofte desgewenst een helpende hand te bieden bij de uitwerking en de uitvoering. Zo geschiedde. Het contact met Neefs verliep opperbest. Op een avond kwam hij op bezoek en toen hij begrepen had wat de nieuwe eigenaars wensten – meer ruimte, en plaats voor een piano – maakte hij ter plekke een ontwerpschets voor de uitbreiding. Deze schets werd door Jansen in overleg met Neefs uitgewerkt tot een compleet project en uitgevoerd. Het resultaat van deze samenwerking is een bijzonder mooie, lumineuze woonruimte die zich royaal van oost naar zuid ontvouwt. De indruk dat ze zich openvouwt wordt in de hand gewerkt doordat het diagonale tracé van de vroegere buitenwand gehandhaafd bleef in het plafond. De oorspronkelijke latei werd behouden als een steunbalk die, gestut door ranke kolommen, de grote ruimte in opeenvolgende geledingen differentieert: naast de ruime nieuwe zithoek, een eethoek en een haardhoek. De ruimte werd even somptueus als verfijnd ingericht met meubels van Le Corbusier, Eileen Gray, Charles Eames, Verner Panton en anderen.
‘Architectuur in de golden sixties – De Turnhoutse School, Lannoo Campus, 2012’.